
Durlacher’s roman begint met de Joodse huwelijksvoltrekking van de hoofdpersoon Zelda en haar man Bor samen met hun kinderen op het dak van een wolkenkrabber in New York. Tijdens deze feestelijke gebeurtenis vliegen de vliegtuigen in de Twin Towers en wordt de familie gedwongen tot vluchten, het is oorlog.
Terug in het vredige Nederland waar Zelda werkt als psychoanalytica en haar man Bor als advocaat en ze met hun drie kinderen een gelukkig middenklasse bestaan leiden wordt hun leven een aantal jaren later opgeschud door de komst van een exotische in lappen gehulde beeldschone moslima asielzoekster.
Zelda is zo geintrigeerd door haar dat ze haar aanneemt als oppas voor haar twee jongste kinderen die dol op haar zijn. Amal begeleidt de jongste zoon naar muziekles en ontdekt daar dat ze een wonderschone zangstem heeft. Op aandringen van de familie geeft ze zich op voor een televisie zangcompetitie en wordt daar de glorieuze winnares.
Daarna ontpopt Amal zich tot een activiste die haar geloof van zich afschudt en daardoor in een levensgevaarlijke situatie belandt. Dit heeft grote gevolgen voor haar adoptief familie.
In Durlacher’s werk is de oorlog nooit ver weg. Haar grootouders stierven in concentratiekampen, haar vader overleefde Auschwitz. In deze roman behandelt ze thema’s als hoever ga je wanneer je familie in gevaar komt, in hoeverre blijf je loyaal aan je principes.
Het knappe van De Stem is hoe de dilemma’s in onze huidige maatschappij verpakt worden in een spannende roman die misschien iets teveel lijnen uitzet maar die op knappe wijze aan elkaar weet te verbinden.
Uitgever: De Arbeiderspers